/0/12774/coverbig.jpg?v=ae3e92da90d84e694e3ee94cf05cfb51)
Wanneer wij gelezen hebben van de aloude wijsheid der Brahmanen en ons daarop hebben verplaatst, in den eigenaardigen, rustig-bepeinzenden geest van het Boeddhisme, moet het ons vreemd aandoen, als wij uit die Indische wereld van peinzen en bespiegeling ons begeven naar het oude Iran, ten einde ons te verdiepen in den godsdienst van Zoroaster.
Uit een wereld van subtiele droomerijen komen wij dan in eens met beide voeten op den bodem der werkelijkheid, uit een godsdienst die boven alles den vrede zoekt en allen strijd schuwt, komen wij tot een anderen, die strijd, meedoogenloozen strijd als een zijner grondbeginselen predikt. En, terwijl Indi? den der wereld afgestorven kluizenaar of monnik bewondert, is in oud Perzi? de kloeke huisvader, die met liefde zich aan den landbouw wijdt, de ware dienaar des Allerhoogsten. Vruchtbaarheid en leven is hier met den godsdienst één, terwijl Indi? van den godgewijde onthouding van geslachtelijken omgang eischt.
En toch, toch zijn die beide planten, oud-Indi? en oud-Perzi?, op denzelfden bodem gewassen. Beiden zijn ontstaan uit den oud-Arischen godsdienst, dien de gemeenschappelijke voorouders beleden, vóór zij uiteengingen, de een naar het warme Indi? met zijn weelderige natuur, uitlokkend tot droomen en peinzen, de ander naar het onvruchtbare Iran,1 waar de mensch wel wat anders had te doen en door noesten vlijt, in den strijd tegen de vijandige natuurmachten, zijn levensonderhoud aan den bodem moest ontwringen. Daar nu is het Mazde?sme of de oud-Perzische godsdienst ontstaan. In welke landstreek-velen meenen in Bactri?-is onzeker. Wij spreken echter maar van oud-Perzischen godsdienst, omdat het Mazde?sme, althans later de godsdienst van de Perzen, het meest op den voorgrond tredende der Iranische volken is geworden. De naam Mazde?sme is ontleend aan Mazda, de ?Verhevene", zooals de hoogste godheid werd genoemd. Over dit Mazde?sme willen wij dus handelen: een niet gemakkelijk onderwerp, omdat wij hier weinig bronnen hebben en dan nog veel in die oude bronnen zwaar te verstaan is.
Twee namen klinken ons hier tegen: wij lezen van het Zend-Avesta als het heilige boek en van Zoroaster den profeet, aan wiens naam dit boek is vastgeknoopt. 't Spreekt vanzelf, dat het daarom nog niet van zijn eigen hand behoeft te zijn: evenmin als de geheele Koran door Mohammed, of alles in de vijf eerste boeken des Ouden Testaments door Mozes geschreven is. Toch bestaan er goede redenen om aan te nemen, dat althans de Gātha's, oude liederen, die van het Avesta een deel uitmaken, van hem zelf afkomstig zijn. Overigens schuilt zijne geschiedenis in het duister. Zeker leefde hij vele eeuwen vóór Christus en lang vóór Cyrus (6e eeuw vóór C.) Waarschijnlijk was hij van aanzienlijke afkomst en gevoelde hij zich innerlijk geroepen als hervormer van den godsdienst op te treden. Na zeven jaar in eenzame overpeinzingen te hebben doorgebracht, trad hij met kracht tegen den afgodendienst op. Eerst bekeert hij enkele familieleden. Straks ook koning Vista?pā. Veel had hij te strijden met den invloed der Turani?rs, wier bijgeloovige tooverpraktijken onder zijn volk sterk waren doorgedrongen. Doch hij gaf den strijd niet op en predikte zijn godsdienst der reinheid, tot hij in Balkh, de hoofdstad des rijks, bij een aanval der Turani?rs, om het leven kwam.
Wat het Zend-Avesta betreft,-de naam beteekent wet (avesta) met verklaring (zend)-dit boek is eerst sedert 1771, toen het door den Franschen geleerde Anquetil du Perron uit Azi? werd meegenomen en uitgegeven2, in Europa bekend geworden.
Het werk vormt de overblijfselen van een veel uitgebreider godsdienstige lectuur en dagteekent in zijn geheel zeker van minstens 6 à 7 eeuwen vóór Christus. De meeste stukken zijn zelfs veel ouder.
Evenals het O. T. ons verschillende phasen van ontwikkeling van eenzelfden godsdienst, b.v.: het oude Jahvisme, den godsdienst der profeten en den wettelijken godsdienst vanaf de dagen van Ezra en Nehemia doet zien: ontwikkelingsvormen die wel zeer uiteenloopen, doch door één draad zijn verbonden, zoo is het ook hier. Ook in het Zend-Avesta vinden wij drie ontwikkelingsvormen van denzelfden godsdienst, waarvan de eerste ons toont den nieuwen godsdienst, zooals hij gepredikt werd door Zoroaster of zijne school; de tweede teekent hem, zooals hij meer in 't practische leven inwerkt, doch dan ook door het oud volksgeloof enz. reeds eenigszins verontreinigd is en de derde doet hem ons zien als een volksgodsdienst geworden geheel en al: èn dus, noodzakelijkerwijze heel wat verschillend van de oude grondslagen, maar toch de grondgedachten van het verleden, zij het in aarden vaten, in zich dragend.
Van deze phasen behandelen wij alleen de eerste en de derde, omdat wij over de tweede slechts zeer weinig bronnen hebben (de jongere Gātha's) en het verschil tusschen de eerste en tweede zeer gering is.
Het is te bejammeren, dat, zooals wij boven zeiden, slechts brokstukken der oude gewijde literatuur tot ons zijn gekomen, doch wij moeten ons tevreden stellen met wat wij bezitten. Een enkele opmerking daarover zal hier niet misplaatst zijn.
In de dagen toen Alexander de Groote zijn wereldheerschappij vestigde, alzoo in de 4e eeuw vóór Christus schijnt er, volgens geloofwaardige berichten, een rijke godsdienstige lectuur te hebben bestaan. Evenwel, Alexander de Groote, die aan het Perzische rijk een einde maakte, trad ook tegen den oud-Perzischen godsdienst en diens gewijde boeken vijandig op. Hij verbrandde deze of zond ze naar zijn rijk. Slechts een gedeelte bleef gespaard.
Toen later de Perzen weer eigen koningen bezaten, nl. de dynastie der Sassaniden (226–636 n. C.) werd bijeen verzameld, wat overig was. Toen bestond het Zend-Avesta uit 21 boeken. Deze waren ook in hoofdzaak nog in de 9e eeuw na Christus aanwezig, althans een schrijver uit die dagen heeft er 20 in de oorspronkelijke taal voor zich gehad, 19 bovendien in een ander dialect, het Pehlewi, dat hij beter verstond. Ook deze verzameling is echter verloren: slechts brokstukken zijn er van over. De eeuwen hebben dus een geduchte zifting gehouden. Evenwel, verschillende gegevens samenvoegende, komen wij tot het besluit, dat ons het meest belangrijke bewaard is gebleven.
Wat wij nu nog bezitten, en wat in hoofdzaak reeds door Anquetil du Perron is uitgegeven, is het volgende:
1. Yasna, een boek van ritueelen aard, bevattende teksten bij de offerhandeling.
2. Vispēred (alle heeren) gebezigd bij die offeranden, waarbij ?alle heeren" worden aangeroepen.
3. Vendīdād (wet tegen de daēva's = duivelen) in 22 fargards (hoofdstukken).
4. Yasts, offerzangen ter eere van de Yazata's (verheven wezens) aan wie 27 van de 30 dagen der maand waren gewijd.
5. Eenige kleinere geschriften; kalenders, gebeden, spreuken, gewoonlijk genaamd het Kleine Avesta.
* * *
Deze gedeelten zijn van verschillenden ouderdom, en vertegenwoordigen de drie straks genoemde ontwikkelingsphasen van het Mazde?sme.3 In de Yasna vooral komen de oudste stukken voor, de zoogenaamde Gātha's (oude liederen), die ook wat hun taal betreft, van de overige deelen verschillen en in wier leer ook sommige denkbeelden en leerstellingen van het latere Mazde?sme niet worden gevonden. Zij klimmen wel tot het jaar 1000 vóór onze jaartelling op en leeren ons het Mazde?sme kennen in zijn aanvang en oorspronkelijke zuiverheid.
Wat hebben wij ons nu, aan de hand dezer oude oorkonden en van enkele andere berichten van het ontstaan van dezen godsdienst voor te stellen?
We merkten reeds op, dat eenmaal de voorvaderen van Indi?rs en Perzen, de Ari?rs, gelijk zij zich noemden, samenwoonden in de landstreek ten noorden van Voor-Indi?. Vandaar uit gingen de (latere) Indi?rs naar het zuiden, de (latere) Perzen of liever Irani?rs, naar het noorden.
De goden, die beiden vóór hunne scheiding vereerden waren dus dezelfde. Deze waren o. a. Varuna en Mithra, Yama, of zooals de Perzen hem later noemden Yima, den eersten mensch: mythisch koning van het oudste menschdom en van het doodenrijk.4 Ook wisten zij toen reeds in hun mythen te gewagen van de worsteling, die er in de natuur is tusschen licht en duisternis, al vatten zij dien strijd ook nog niet zoozeer als een zedelijken strijd op.
Voorts was het vuur bij hen in hooge eere en kenden zij een soort onsterfelijkheidsdrank, waaraan men zich een gewijden roes dronk: een middel toch zag men daarin om tot hooger leven, tot bovenmenschelijke bezieling te geraken.
De twee-later zoo uiteenloopende stroomen-waren dus eenmaal één. Hoe zijn zij later zoo ver van elkaar gekomen? Het antwoord moet luiden: bij de Indi?rs is, onder de leiding van priesterlijke famili?n, de godsdienst langzamerhand in een eigenaardige bedding geleid, waarbij zij andere godsdiensten, b.v. die van overwonnen volken, in zich opnam, door hunne goden een plaats te geven onder de verhevenen. Bij de Perzen echter heeft-zeker geruimen tijd na hunne scheiding van de vroegere landgenooten-een bepaalde hervorming van den godsdienst plaats gehad, een hervorming, die verband hield met een belangrijken maatschappelijken overgang: dien van zwervend herder tot gezeten landbouwer. Aan deze hervorming is de naam Zoroaster verbonden. Reeds deelden wij enkele dingen over zijn leven mee, en merkten wij op, dat de Gātha's van hem afkomstig waren. Wij willen nu zien, wat deze bezielde profeet aan de menschheid bracht, welke eischen weerklank vonden in zijn rein gemoed.