/0/12548/coverbig.jpg?v=10e4d16d355e9dd3c88b61b92bbac527)
Niemand passeert hier!
Alaska is het verste uiteinde van het noordwestelijke deel van Noord-Amerika. Het strekt zich uit van den twee?nvijftigsten tot den twee?nzeventigsten graad noorderbreedte en wordt dus in de dwarste doorsneden door den Noordpoolcirkel, welke ook over de Behringstraat heen ligt.
Wie de kaart van dit gedeelte der nieuwe wereld voor zich neemt, bespeurt spoedig dat de kust eenigszins den vorm heeft van een scherp geteekend menschengezicht. Tusschen kaap Lisburne en Barrow-punt ligt het voorhoofd; de oogholte wordt gevormd door de baai van Kotzebue; het naar den prins van Wales genoemde schiereiland is de neus, Nortonbaai de mond en het schiereiland Alaska strekt zich uit als een eerwaardige baard, verlengd door de tot ver in den Stillen Oceaan uitgestrooide eilanden van den Aleoeten-archipel. Het hoofd loopt uit in den bergketen der Coast-Range, waarvan de buitenste rijen door de IJszee bespoeld worden.
In dit land had de Schoone Zwerfster eenen afstand van ongeveer zeshonderd mijlen af te leggen.
Wij behoeven niet te zeggen dat Jan op zijne kaart den geheelen weg, dien zij volgen moesten, had nagegaan, met alle bergen, waterloopen en andere bijzonderheden van het terrein. Van dit alles had hij de anderen ook op de hoogte gebracht, waartoe zij op een bepaald uur bijeen gekomen waren en waarin alles, wat hij verhaalde, met groote belangstelling aangehoord werd.
Hierdoor wist nu iedereen, zelfs Kruidnagel daaronder begrepen, dat deze noordwestelijke uithoek van Amerika het eerst bezocht was door de russen, vervolgens door den franschman Lapérouse en den engelschman Van Couver, en het laatst door den amerikaan Mac Clure, toen deze was uitgegaan om sir John Franklin op te zoeken.
Het land was nu, voor een deel althans, bekend en in kaart gebracht, dank zij de tochten van Frederick Whymper en van kolonel Bulkley in 1865 toen er sprake was van het leggen van een onderzeeschen telegraafkabel tusschen de oude en de nieuwe wereld, onder de Behringstraat door. Vóór dat tijdstip was Alaska bijna niet anders bereisd geworden dan door de vertegenwoordigers van handelshuizen, die er huiden en pelterijen kwamen koopen.
In dat jaar was er in de internationale politiek weder herhaaldelijk sprake geweest van de bekende Munroe-leer, welke hierop neerkomt dat in Amerika niemand anders iets te zeggen mag hebben, dan Amerikanen. Aan inlijving der britsche koloni?n, Columbia namelijk en Canada, viel in den eersten tijd nog niet te denken; maar misschien bestond er mogelijkheid dat Rusland geneigd bevonden zou worden Alaska, dat wil zeggen een land van vijfenveertigduizend vierkante mijlen oppervlakte, aan de republiek aftestaan. Hierover werden ernstige onderhandelingen met de russische regeering geopend.
In de Vereenigde Staten werd aanvankelijk de draak gestoken met den Staatssecretaris Steward, toen deze voor den dag kwam met zijn plan om Walrussia, dat wil zeggen ?robbenland", in bezit te krijgen. Wat moesten de Vereenigde Staten daarmede aanvangen? Maar de minister Steward hield met al de hardnekkigheid van eenen yankee aan zijn denkbeeld vast, en in 1867 scheen het niet veel te schelen of de zaak kreeg haar beslag. Er was nog wel geen verdrag tusschen Amerika en Rusland tot stand gekomen, maar dit kon toch ieder oogenblik gebeuren.
Des avonds van den 31sten Mei had de familie Cascabel dichtbij de grens haar kwartier opgeslagen onder het lommer van eenige zware boomen. De Schoone Zwerfster bevond zich nu wel en deugdelijk op het gebied van Alaska, onder het gezag van den Keizer aller Russen. Met Britsch-Columbia had zij niet het geringste meer te maken, daar kon Cascabel gerust op zijn.
Hij was dan nu ook weder opgeruimd gestemd, zóó opgeruimd dat zijn goede luim zich aan het geheele gezelschap mededeelde. Zij behoefden thans geen oogenblik meer het russische grondgebied te verlaten om aan de westelijke grens van dit ontzaglijke rijk in Europa te komen. Alaska, Siberi? of Europeesch Rusland, het maakte geen onderscheid, alles stond onder den schepter van den Czaar.
De avonddisch was vroolijk en gezellig. Jan had een vetten haas geschoten dien Wagram tusschen het kreupelhout had opgejaagd. En wat nog pleizieriger was, het was een onvervalschte russische haas!
-Nu trekken wij ook eens een lekkere flesch open, zeide Cascabel. Op mijn woord, het is mij of ik ruimer ademhaal nu ik over de grens ben. Ruikt ge het niet kinderen, het is hier amerikaansche lucht, alleen met een kleinigheid van Rusland er in! Steekt er dus je neus maar in, en jij ook Kruidnagel, al is die van jou ook een el lang! Bah! Vijf weken lang heb ik het benauwd gehad in dat ellendige Columbia!
Toen het avondeten op en de lekkere flesch leeg was, ging ieder spoedig naar binnen en naar bed. Des nachts gebeurde er niets bijzonders. Geen verscheurende dieren of zwervende indianen lieten zich zien. Toen het dag werd, zagen de honden en paarden er ook weer frisch en opgewekt uit.
Zoodra het licht geworden was braken zij op en werd alles gereed gemaakt voor den verderen tocht in het gastvrije Rusland, ?Frankrijks zuster," zooals Cascabel goedvond te zeggen. De klok had nog geen zes geslagen toen de Schoone Zwerfster in noordelijke richting verder trok, naar de Simpson-rivier die zij in de veerpont hoopten over te steken.
Het grondgebied van Alaska loopt hier in eene punt naar het Zuiden, welk uiteinde den naam Thlinkiten draagt. De westkust wordt omgeven door een aantal afzonderlijke eilanden of groepen, zooals de Prince-of-Wales, de Croozer-, de Kuju-, de Sitka-, de Baranow-eilanden enz.
Te Sitka of Nieuw-Archangel, de hoofdplaats van Russisch-Amerika, was Cascabel voornemens zich eenige dagen optehouden, teneinde eene poos uitterusten en tevens de noodige toebereidselen te maken voor het afleggen van hetgeen er nog overbleef van het eerste gedeelte hunner reis. Aan gene zijde van de Behringstraat moest het tweede gedeelte beginnen.
Hun weg voerde hen langs de grillig uitgeholde kust, over eene strook laag land die door het gebergte begrensd wordt.
De karavaan ging dus op marsch, maar had nog geene mijl afgelegd toen er iets in den weg kwam. Dat was een hinderpaal die al den schijn had van onoverkomelijk te zullen wezen.
Het gastvrije Rusland, Frankrijk's zuster, toonde zich in het geheel niet gezind om zijne fransche bloedverwanten, die zich Cascabel noemden, gastvrij te ontvangen.
Het vertoonde zich namelijk in de gedaante van drie beambten der grenspolitie, forsche kerels, met groote hoofden, lange baarden, wipneuzen en kalmukken-gezichten. Zij droegen de donkere uniform der moskovieten en hun schedel werd bedekt door de welbekende platte pet, voor welke een aantal millioenen menschen een onbegrensden eerbied koesteren.
Een der agenten stak zijne hand op, de Schoone Zwerfster bleef stil staan, Kruidnagel, die mende, riep zijnen patroon.
Mijnheer Cascabel, gevolgd door zijne vrouw en kinderen, vertoonde zich in de deur van den wagen. Min of meer ongerust op het zien der uniformen, kwamen allen het trapje af.
-Waar zijn uwe paspoorten? begon de agent in het russisch, welke taal Cascabel bij deze gelegenheid maar al te goed bleek te verstaan.
-Paspoorten? vroeg hij.
-Ja zeker! Zonder paspoort komt er geen mensch op het grondgebied van den Czaar.
-Maar mijn goede mijnheer, zei Cascabel zoo onderdanig mogelijk, die hebben wij niet.
-Dan wordt gij hier ook niet toegelaten.
Dat was zoo duidelijk en onverbiddelijk alsof er eene deur voor hun neus werd toegeslagen.
Cascabel trok een leelijk gezicht. Hij wist dat er met de bevelen der machthebbenden in Rusland niet te spotten viel en had weinig hoop om het op een akkoordje te kunnen gooien. Dat hij die agenten juist ontmoeten moest op het oogenblik nu hij met de Schoone Zwerfster de grens overschreed, was het ergste wat hem overkomen kon.
Cornelia en Jan waren even weinig op hun gemak. In angstige spanning wachtten zij af waar het gesprek op uit zou loopen.
-Brave dienaren van den Czaar, begon Cesar weder op eenen toon vol nadruk en met welsprekende gebaren, om aan zijne woorden meer kracht bijtezetten,-wij zijn franschen en reizen niet alleen voor ons genoegen maar ook voor dat van anderen, in het bijzonder van de edele russen die ons de eer willen aandoen onze vertooningen met hunne aanwezigheid opteluisteren. Wij hebben gedacht dat het eene onnoodige moeite was ons van papieren te voorzien, nu wij ons op het grondgebied van zijne majesteit den keizer aller Russen gingen begeven.....
Zonder paspoort komt er geen mensch op het grondgebied van den Czaar! (Zie bladz. 95).
-Niemand komt zonder bijzondere vergunning over de grens, werd hem geantwoord. Dat is nog nooit gebeurd en zal nimmer gebeuren.
-Zou het voor dezen keer niet mogen? vroeg Cascabel met zijne vriendelijkste stem. Gij kunt er op rekenen dat wij nooit weer terugkomen.
-Er komt niets van in, antwoordde de politieman zoo beslist mogelijk. Geen praatjes dus en de grens weer over!
-Maar, hernam de ander, hoe kom ik aan paspoorten?
-Dat is uwe zaak.
-Indien gij ons vergunnen wilt naar Sitka te gaan, zullen wij door tusschenkomst van den franschen consul.....
-Er is geen fransche consul te Sitka. Maar waar komt gij eigenlijk van daan?
-Van Sacramento.
-Dan hadt gij u te Sacramento van paspoorten moeten voorzien. Het is niet noodig er verder op aan te dringen.
-Dat is integendeel hoogst noodig, want wij zijn op onze terugreis naar Europa.....
-Naar Europa? Gaat gij dan dezen kant op?
Cascabel begreep dat hij een onvoorzichtig antwoord gegeven had, want de weg dien hij volgde was zeker niet de meest gewone om in Europa te komen.
-Ja, hernam hij, tengevolge van bijzondere omstandigheden zijn wij genoodzaakt eenen omweg te maken.....
-Het kan mij niets schelen, viel de agent hem in de rede. Niemand reist op russisch grondgebied zonder een paspoort.
-Als het alleen te doen is om het eene of andere inkomende recht te betalen, kunnen wij misschien wel tot eene schikking komen, zeide Cascabel, terwijl hij den agent eenen oogwenk vol beteekenis toewierp.
Maar ook op die manier schenen de russen niet tot andere gedachten te brengen.
-Geachte vrienden, hernam Cesar, die niet meer wist wat hij zeggen moest, gij hebt toch zeker wel eens hooren spreken van de familie Cascabel.
Dit zeide hij op eenen toon alsof Cascabel een naam was, in Rusland zoo bekend als die der Romanoff's.
Het een hielp even weinig als het ander. Er viel niets aan te doen, zij moesten terug. Zelfs dreven de politiemannen hunne gestrengheid zoo ver dat zij zelven de Schoone Zwerfster tot aan de grens brachten, onder streng verbod dat niemand van de reizigers het in zijn hart mocht krijgen om er weder over te komen. Het treurige gevolg daarvan was dat Cesar Cascabel, geheel uit het veld geslagen, binnen weinige oogenblikken weder op engelschen grond kwam te zitten.
Ieder begrijpt hoe onaangenaam hem dit was, maar hun toestand was bovendien hoogst zorgelijk. Al hunne plannen waren nu verijdeld. De richting welke zij met zooveel moed waren ingeslagen, bracht hen niet waar zij wezen wilden. Zonder paspoorten was de weg naar het Westen, door Aziatisch Rusland heen naar Europa, voor hen afgesneden. Zij konden nu wel dwars door het verre Westen heen met den reiswagen tot New-York komen, maar eenmaal daar, konden zij den Atlantischen Oceaan niet anders over dan per stoomboot, en daarop zouden zij niet worden toegelaten indien zij geen geld hadden om den overtocht te betalen.
Ook viel er niet aan te denken om onder weg op hunne voorstellingen zulk eene som bij elkaar te krijgen, al namen zij den tijd er nog zoo ruim voor. Zij konden zich niet ontveinzen dat de troep van Cascabel in de Vereenigde Staten een weinig afgezaagd begon te worden. Sedert een jaar of twintig zwierven zij er rond, geen stad of dorp in den omtrek van den grooten trunk-spoorweg of zij waren er geweest. Zooveel dollars als zij vroeger ophaalden, zooveel centen zouden er nu tenauwernood in de kas vloeien. Gingen zij dus den oostkant weder op, dan was er geen einde aan de reis te zien en zouden er misschien jaren mede gemoeid gaan vóór dat zij de middelen bijeen hadden om naar Europa scheep te gaan. Tot elken prijs moest er een plan bedacht worden om met de Schoone Zwerfster althans te Sitka te komen. Dit was de slotsom waar alle redeneeringen der reisgenooten toe voerden, nadat de russische politiedienaren hen aan hun lot hadden overgelaten.
-'t Is een mooie uithoek waar wij hier zitten! merkte Cornelia hoofdschuddende op.
-Was het nog maar een uithoek! antwoordde haar man. Maar wij kunnen er niet uit. Het is een slop!
Zou de oude worstelaar die zooveel hinderpalen en tegenstanders op zijnen weg ter aarde had geworpen, hier het hoofd stooten? Zou ditmaal het noodlot sterker zijn dan zijn gespierde vuist? Zou zulk een kunstenmaker als hij hier geen gat vinden om door te kruipen? Zou zijn vruchtbare hersenkas hem geen middel aan de hand doen, om ondanks alle kwade kansen toch te komen waar hij wilde?
-Cesar, hervatte Cornelia, met die ellendige kerels van agenten valt niets aantevangen. Maar misschien, als wij ons tot hun chef wenden.....
-Hun chef, viel Cascabel haar in de rede. Een mooi ding, zoo'n chef! Dat is zeker een russische kolonel, nog veel taaier dan zijne ondergeschikten. Die zal zeggen dat wij naar den duivel mogen loopen.
-Bovendien bevindt hij zich zeker te Sitka, meende Jan, en zij verkiezen juist niet dat wij daarheen gaan.
-Misschien, bracht Kruidnagel vrij snugger in het midden, misschien zouden die grensbeambten er niets tegen hebben dat iemand van ons zich onder hun geleide naar den gouverneur begaf.
-Dat is zoo kwaad niet bedacht, antwoordde Cascabel. Het zou te probeeren zijn....
-Wanneer ik het ten minste niet heelemaal mis heb, voegde Kruidnagel er met zijne gewone bescheidenheid bij.
-Vóór dat wij op onze schreden terugkeeren, moeten wij het beproeven, zeide Jan. Als gij het goed vindt vader, zal ik....
-Neen, het is beter dat ik zelf ga, hernam Cesar. Hoe ver is het van de grens tot Sitka?
-Ongeveer honderd mijlen.
-Welnu, dan kan ik binnen een dag of tien heen en terug wezen. Wij zullen tot morgen wachten en dan zien of het gaan wil.
Zoodra de dag aanbrak, ging Cesar er dus op uit om de politieagenten weder op te zoeken. Dat kostte hem weinig moeite, want zij waren niet ver van de Schoone Zwerfster in hinderlaag blijven liggen.
-Zijt gij daar weer? werd hem op barschen toon toegeroepen.
-Om u te dienen, antwoordde onze vriend, met het vriendelijkste gezicht dat hij trekken kon.
Met eenen vloed van mooie en onderdanige woorden gaf hij nu aan de heeren grensbewakers te kennen, dat hij bij zijne excellentie den gouverneur van Alaska wenschte toegelaten te worden. Gaarne wilde hij de reis- en verblijfkosten betalen voor den ?achtenswaardigen dienaar van den gerechte", die hem vergezellen zou, en ook toonde hij zich niet afkeerig van het betalen eener groote fooi aan dien achtenswaardigen en welwillenden man.... enzoovoorts enzoovoorts.
Het was echter praten in den wind en het vooruitzicht op eene fooi had zelfs eene geheel tegenovergestelde uitwerking, want de politiemannen, uit hunnen aard achterdochtig, begonnen nu te vermoeden dat er heel iets bijzonders stak achter het verlangen van een kermiskunstenaar om tot elken prijs over de grens van Alaska te komen. Hun aanvoerder sloeg dan ook nu een anderen toon aan. Hij herhaalde het bevel om terstond weder terug te gaan en voegde er dreigend bij:
-Als gij het nog eens wagen durft om eenen voet op ons gebied te zetten, brengen wij u niet naar Sitka, maar naar het naastbijgelegene russische fort. En wie daar eenmaal in zit, kan nooit weten hoe of wanneer hij er weder uitkomen zal!
Op alles behalve vriendelijke wijze werd mijnheer Cascabel dus naar de Schoone Zwerfster teruggebracht. Aan zijn bedrukt gezicht was duidelijk genoeg te merken dat hij geen wil van zijnen tocht gehad had.
Het begon er nu uit te zien alsof de rollende woning der Cascabels in eene vaste verblijfplaats veranderen zou. Tot op de grens tusschen Columbia en Alaska had het vaartuig, dat Cesar en zijne fortuin droeg, hen gebracht; maar hier scheen het te zullen stranden als een schip dat door den oceaan, bij het terugloopen der ebbe, tusschen de rotsen droog wordt gelaten.
Verscheidene dagen gingen er voorbij, waarin het teleurgestelde gezin niet tot een besluit wist te komen. Niemand behoeft te vragen of dat treurige dagen waren.
Een geluk was het dat zij geen gebrek aan leeftocht hadden. Er was nog een goede voorraad ingelegde groenten en andere voedingsmiddelen, dien zij te Sitka weder hoopten aan te vullen, maar bovendien was er in de streek, waar zij zich bevonden, overvloed van wild. Alleen droeg Jan zorg dat hij noch zijn hond zich aan gene zijde van de russische grens waagde, want bij het in beslag nemen van zijn jachtgeweer en het opleggen eener zware boete ten behoeve der schatkist van het Czarenrijk, zou het niet eens gebleven zijn.
Dit nam echter niet weg dat Cascabel en zijne huisgenooten niets op hun gemak waren en het was zelfs alsof de dieren in den wagen hunne bedruktheid deelden. Jako babbelde niet zoo druk als naar gewoonte, de honden liepen druipstaartende rond en lieten af en toe een mistroostig gehuil hooren. John Bull vertrok geen gezicht en rekte zich zelfs van verveling nauwelijks meer uit. De eenigen die zich in het geval goed konden schikken, waren de paarden, Vermout en Gladiator. Die hadden het gras voor het eten en geen voet te verzetten.
-Wij moeten toch tot een besluit komen! mompelde Cascabel dikwijls, terwijl hij met over de borst gekruiste armen heen en weer liep.
Dat was gemakkelijk gezegd en eigenlijk ook gemakkelijk te doen, want hij had in het geheel niet te kiezen. De weg voorwaarts was hem afgesneden; wat kon hij dus anders doen dan rechtsomkeert maken? De moedig ondernomen tocht naar het Westen moest hier een einde nemen. Die verwenschte rit door Britsch-Columbia moest van voren af aan hervat worden, daarna zouden de eindelooze prairie?n van het verre Westen zich voor hen openen en ten laatste zouden zij aan de kust van den Atlantischen Oceaan terecht komen! Eenmaal te New-York, wat dan? Afwachten of er misschien medelijdende menschen te vinden zouden zijn, die eene inschrijving zouden willen openen om de fransche zwervers naar hun vaderland terug te helpen? Welk eene vernedering voor zulke wakkere en hooghartige lieden, die altijd eerlijk hun brood verdiend en nooit de hand voor eene aalmoes uitgestoken hadden! O die schurken, die hen in den bergpas der Sierra Nevada laaghartig beroofd hadden van het beetje geld dat zij bezaten!
-Als die fielten in Amerika niet opgehangen, of in Spanje niet gewurgd, in Turkije niet gespietst, of in Frankrijk niet geguillotineerd worden, zeide Cesar, terwijl hij ieder dier strafoefeningen met een afzonderlijk gebaar aanduidde, mag ik lijden dat er nooit meer een schurk zijn gerechte straf oploopt!
Eindelijk kwam hij tot een besluit.
-Morgen, bepaalde hij des avonds van den 4den Juni, gaan wij weder op marsch. Wij trekken terug naar Sacramento en vervolgens.....
Hij voegde er geen woord meer bij. Te Sacramento zouden zij verder zien. Toebereidselen voor hunnen aftocht hadden zij niet te maken, als de paarden waren ingespannen, behoefden zij hunne koppen maar naar het Zuiden toe te draaien.
Dit was de mistroostigste avond dien zij nog op de grens van Alaska hadden doorgebracht. Ieder zat in eenen hoek, niemand sprak een woord. Het was een donkere nacht, de lucht vol grauwe wolken, her- en derwaarts drijvende, als ijsschotsen, die door den wind met vaart naar het Oosten gejaagd werden. Geen ster was er te zien; de dunne schijf der wassende maan was achter de hooge bergen, die den gezichteinder vormden, vroeg in den avond verdwenen.
Te ongeveer negen uur gaf Cascabel last dat ieder naar bed moest gaan, met het plan den volgenden dag, zoodra het licht werd, de reis te aanvaarden. Denzelfden weg dien de Schoone Zwerfster van Sacramento af gevolgd had, zouden zij weder inslaan; zij hadden geenen gids noodig om dien te vinden. Eerst zouden zij de richting volgen naar de bronnen van de Frazer-rivier, en deze zou hen van zelve geleiden tot op het territorium van Washington.
Kruidnagel had juist de honden vastgelegd en was bezig de buitendeur te sluiten, toen er op korten afstand een geweerschot viel.
-Wat heeft dat te beteekenen? riep Cascabel.
-Daar wordt geschoten! zeide Jan.
-Zeker een jager, meende Cornelia.
-Een jager? In zulk een donkeren nacht en zoo laat? hernam Jan. Dat lijkt mij niet waarschijnlijk.
Op hetzelfde oogenblik viel er een tweede schot en hoorden zij tegelijk om hulp roepen.