/0/12548/coverbig.jpg?v=10e4d16d355e9dd3c88b61b92bbac527)
Vervolg van de reis.
Voor de eerste maal in zijn leven zette Cesar Cascabel, de natuurlijke en onverzoenlijke vijand van Groot-Brittanni?, den voet op engelschen bodem! Nog nooit had het stof van dezen grond, dien hij instinktmatig haatte, aan zijne zolen gekleefd. Onze lezers moeten niet denken dat wij deze overdreven uitdrukkingen billijken, maar op eene andere wijze kunnen wij geen denkbeeld geven van de vrij belachelijke voorstelling, welke onze kermiskunstenaar zich maakte van de gevoelens die ieder goed franschman koesteren moet tegenover den zoogenaamden erfvijand van zijn land. Dit was een dwaas vooroordeel en in 't geheel niet in overeenstemming met de begrippen van onzen tijd, maar de man was eenmaal niet anders.
Hij zag daarbij nog over 't hoofd dat Columbia geen europeesch land is en dus geen deel uitmaakt van het echte Groot-Brittanni?, bestaande uit Engeland, Schotland en Ierland, waartegen in vroeger tijd de volkshaat der franschen gericht was. Voor Cesar Cascabel was het genoeg dat de britsche vlag er wapperde, evenals zij bijvoorbeeld wappert boven de Indi?n, Australi? of Nieuw-Zeeland.
Britsch-Columbia is eene provincie van Nieuw-Brittannia, waaronder eene van de belangrijkste koloniale bezittingen der engelschen verstaan wordt, want de geheele Canada-Dominion, dat is Boven- en Beneden-Canada, alsmede de onmetelijke uitgestrektheden lands die aan de Hudsonsbaai-compagnie zijn afgestaan, behooren ertoe. Twee oceanen, de Stille en de Atlantische, begrenzen het aan den West- en den Oostkant. De Zuidergrens vormen de Vereenigde Staten en deze loopt van het Washington-territorium in het Oosten tot den Staat Maine in het Westen.
Er was dus geen mogelijkheid voor onze karavaan om op haren tocht naar het Noorden deze engelsche bezitting te ontwijken. Wel waren het maar een paar honderd mijlen, want zoo lang is de kortste lijn tot aan de zuidelijke grens van Alaska, waar het russische gebied in westelijk Amerika eenen aanvang neemt. Maar twee honderd mijlen mochten eene kleinigheid wezen voor de Schoone Zwerfster, die wel andere reizen achter den rug had, het was toch precies tweehonderd maal meer dan Cesar Cascabel pleizierig vond in zulk een ?vervloekt land" te vertoeven. Hij deed dus wat hij kon om het oponthoud zoo kort mogelijk te doen zijn.
Er zou dus nergens halt gehouden worden als alleen om te eten en te rusten. Ook van kunstenmaken, koorddansen of worstelen mocht niets inkomen. De familie Cascabel zou geen paarlen voor de zwijnen werpen en geen engelsche oogen op hare toeren vergasten. Voor muntstukken met het borstbeeld van koningin Victoria koesterde zij niets dan minachting en een papieren dollar was haar meer waard, dan een zilveren kroon of een gouden pond sterling.
Met deze voornemens bezield, kozen de passagiers der Schoone Zwerfster hunnen weg zoover mogelijk buiten de steden of dorpen. Als zij onder weg gelegenheid vonden om door de jacht aan leeftocht te komen, behoefden zij hunne beurs niet open te maken en de winkeliers in dit verafschuwde land geen voordeel van hunne reis te doen hebben.
Niemand verbeelde zich dat dit eene soort van aanstellerij van Cesar Cascabel was, het ging bij hem inderdaad van harte. Kalm als een wijsgeer had hij zich geschikt in de grievende teleurstelling welke hij ondervonden had; weinige uren waren voldoende geweest om hem na den schandelijken diefstal zijne opgeruimdheid te doen herkrijgen; maar van het oogenblik af dat hij de grens van Nieuw-Brittanni? overtrok, was hij kregelig en uit zijn humeur. Met een zuur gezicht, het hoofd voorover en zijnen hoed over de ooren liep hij voort, terwijl hij met stuursche blikken de onschuldige voetgangers, die hij tegenkwam, monsterde. Hij was niet goed-lachs meer zooals anders en dat ondervond Sander bij eene grap die hij zich veroorloofde, maar die met een onverwachten uitbrander beloond werd.
Op een mooien dag ging die kwajongen opeens achteruit loopen, wel een kwartier lang, waarbij hij de gekste bokkensprongen en grimassen maakte.
Knorrig vroeg zijn vader wat het beduidde om zich op die manier veel meer te vermoeien dan noodzakelijk of nuttig was.
-Wel, wij reizen immers den verkeerden kant uit! was Sander's antwoord.
Al de anderen schoten in eenen lach, zelfs Kruidnagel, die het een heel geestig gezegde vond... als het tenminste niet uiterst flauw was.
-Sander, klonk het echter op strengen toon uit den mond van het hoofd des gezins, als je weer van die aardigheden verkoopt op oogenblikken dat het in 't geheel niet te pas komt, zal ik zoodanig aan je ooren trekken dat ze op je hielen komen te hangen!
-Maar vader.....
-Mond gehouden! zoo lang wij in dit land van engelschen zijn, wordt er geen gekheid gemaakt.
Van dit oogenblik af waagde niemand meer eene grap in tegenwoordigheid van den geweldigen Albion-hater, al voelden de anderen ook niet zoo 'n heftigen afkeer van engelschen.
Dit gedeelte van Britsch-Columbia, dat zich uitstrekt tot aan de kust van den Stillen Oceaan, is zeer ongelijk van bodem. In het Oosten vormt het Rotsige Gebergte een hoogen scheidsmuur, die zijne vertakkingen tot in de poollanden uitzendt, en naar het Westen wordt de kust van Bute, die door een aantal fjords, even als de Noorweegsche kust, wordt ingesneden, beheerscht door schilderachtige en hooge rotsgevaarten. Zulke steilten worden nergens in Europa aangetroffen, zelfs niet in het land der Alpen, terwijl de gletschers in uitgestrektheid en diepte de Zwitschersche verre overtreffen. Zoo is bij voorbeeld de berg Hocker niet minder dan vijf duizend achthonderd meter hoog, dat is duizend meter meer dan de Mont Blanc, en is de berg Brun, ofschoon lager dan de eerstgenoemde, toch weder hooger dan de reus der Alpen.
Gelukkig voor onze karavaan ligt er tusschen de gebergten van het Oosten en het Westen eene breede en vruchtbare vallei, waar open vlakten en trotsche wouden elkander afwisselen. Langs den straatweg, die door dit dal loopt, stroomt eene belangrijke rivier, de Frazer, die over eene lengte van ongeveer honderd mijlen van Zuid naar Noord stroomt, en zich uitstort in den nauwen zeearm, welke ingesloten wordt door de kust van Bute, Vancouver-eiland en eene ontelbare menigte kleine eilandjes.
Vancouver-eiland is tweehonderd vijftig geografische mijlen lang en drieenzeventig mijlen breed. De portugeezen hebben er zich eerst meester van gemaakt, maar later zijn deze verdrongen door de Spanjaarden, die er in 1789 bij tractaat bezitters van werden. Vancouver heeft het eiland driemaal bezocht in den tijd toen het door de inboorlingen nog Noutka geheeten werd; het heeft een tijdlang den naam van dien engelschen ontdekker en tevens dien van den spaanschen kapitein Quadra gedragen, maar in de laatste jaren van de achttiende eeuw is het voorgoed in handen van de engelschen overgegaan.
De hoofdplaats van het eiland is Victoria, maar Nanaimo is de grootste stad. Vertegenwoordigers van de Hudsonsbaai-compagnie hebben het eerst de rijke kolenmijnen ontgonnen, die tegenwoordig onder de belangrijkste afvoerbronnen behooren, welke de drukke scheepvaart tusschen San Francisco en de verschillende punten der Westkust van Noord-Amerika voeden.
Een weinig noordelijker dan Vancouver-eiland ligt Queen-Charlotte-eiland, het grootste der eilandengroep van dien naam die mede behoort tot Engelands uitgestrekte bezittingen in dit gedeelte van den Stillen Oceaan.
Ieder begrijpt, dat Cascabel er even weinig aan dacht de steden op deze eilanden te gaan bezoeken als hij den voet had willen zetten in Adela?de of Melbourne in Australi?, of in Madras of Calcutta in Britsch-Indi?. Zoo snel zijne paarden voortwilden trok hij de vallei der Frazer-rivier door en hij zorgde met geen andere bewoners in aanraking te komen dan met de lieden van het indiaansche ras.
Zoolang de reizigers zich in dit dal bevonden, hadden zij geene moeite om aan het noodige wild te komen, dat in de dagelijksche behoefte der tafel ruimschoots voorzag. Aan herten, hazen en patrijzen was geen gebrek, en die brave beesten-merkte Cesar op-die zijn oudste zoon met zelden falende hand het lood in het lijf joeg, dienden op die manier ten minste tot voedsel voor eerlijke lieden. Zij zelven hadden geen droppel engelsch bloed in hunne aderen en ze konden door een franschman opgegeten worden zonder dat hun vleesch hem walgde!
Even voorbij fort Langley reed de reiswagen de diepe kloof der Frazer-vallei binnen. Een eigenlijke rijweg was hier niet; de grond lag als aan zichzelf overgelaten; op den rechteroever der rivier strekten groote grasvelden zich uit, in het westen begrensd door dichte wouden, waarboven ver naar achteren de hooge bergen tegen de meestal grijsachtig gekleurde lucht afstaken.
Niet ver van New-Westminster, eene van de voornaamste steden in het kustland van Bute, aan de monding der Frazer-rivier gelegen, was de wagen, op raad van Jan, op eene daar liggende veerpont naar den anderen oever overgezet. Dit was eene goede voorzorg, want de Schoone Zwerfster had nu slechts de rivier te volgen om langs den kortsten en den gemakkelijksten weg een gedeelte van het russische gebied van Alaska te bereiken, dat een eind over de grens van Columbia uitsteekt.
Bovendien was het toeval Cascabel gunstig geweest en had hij eenen gids ontmoet, die zich bereid verklaard had hem den weg tot aan de russische grens te wijzen. Dit was een brave indiaan en zij hadden geen reden om spijt te hebben over het vertrouwen dat zij in hem stelden. Natuurlijk kostte het weder eenig geld, maar het was beter een dollar of wat meer uit te geven dan zuinig te zijn ten koste van de veiligheid en den spoed.
De gids heette Ro-No en behoorde tot een der stammen wier tyhis, dat wil zeggen wier opperhoofden, in levendig verkeer met europeanen zijn. Dit is een geheel ander soort van indianen dan de Tchilicotten, die tot een valsch, wreedaardig, woest en trouweloos menschenras behooren, en voor wie de reizigers in het noordwesten van Amerika niet genoeg op hunne hoede kunnen zijn. Nog in 1864 hebben deze straatroovers het geheele personeel, dat bezig was met opmetingen voor het aanleggen van eenen spoorweg op de kust van Bute, helpen vermoorden. Ook de ingenieur Wadington, wiens dood in de geheele kolonie betreurd werd, was in hunne handen gevallen en ellendig omgebracht. In dien tijd, werd er verhaald, hadden de Tchilicotten het hart van een hunner slachtoffers uit zijn lichaam gescheurd en verslonden, zoodat zij toen nog op ééne lijn stonden met de menscheneters op de afgelegen eilanden in Polynesi?.
Jan had eene beschrijving van deze wreedheden gelezen in het verhaal der reis van Frederick Whymper door Noord-Amerika en zijnen vader gewaarschuwd voor eene mogelijke ontmoeting met de Tchilicotten; maar zij hadden samen afgesproken daar niets van aan de anderen te vertellen, ten einde hen niet noodeloos ongerust te maken. Bovendien waren deze Roodhuiden sedert deze gebeurtenissen voorgevallen waren, voorzichtig op eenen afstand gebleven, want eenige hunner, van wie bewezen was dat zij de meeste schuld aan deze euveldaden hadden, waren door beulshanden opgeknoopt. Dit had een heilzamen schrik teweeggebracht en de gids Ro-No verzekerde ten stelligste dat de karavaan op haren verderen tocht door Britsch-Columbia niets te vreezen had.
Ro-No, de gids. (Zie bladz. 68).
Het weder bleef bij voortduring gunstig en des middags tusschen twaalven en twee?n begon het reeds ter dege warm te worden. Aan alle takken prijkten de berstende en met sappen gevulde knoppen; nog een korten tijd en de eerste bladeren en bloemen zouden het woud met de teedere kleuren der lente sieren.
Het landschap vertoonde nu de eigenaardige karaktertrekken aan noordelijke landen eigen. De Frazer-vallei wordt ingesloten door wouden, waarin de boomsoorten van het Noorden de bovenhand hebben. Dit zijn ceders en dennen, en eene pijnboomsoort, Douglas genaamd, waaronder stammen gevonden worden van vijftien meters omtrek op den grond en van meer dan honderd voet hoogte. In bosschen en beemden wemelde het van wild en Jan behoefde niet ver af te dwalen om dagelijks in de behoeften der keuken te voorzien.
Het land was voor het overige niet woest of verlaten. Dikwijls trokken zij dorpen voorbij waar de Indianen het vrij goed met de engelsche ambtenaren schenen te kunnen vinden. In de rivier vertoonden zich heele vloten van cederhouten vaartuigen die zich lieten afdrijven op den stroom of er tegen opvoeren met kracht van pagaaien en zeilen.
Dikwijls kwamen zij ook troepen Indianen op weg naar het Zuiden tegen. Zij liepen in hunne witte wollen mantels gewikkeld en wisselden gewoonlijk eenige woorden met mijnheer Cascabel, die hen reeds eenigszins begon te verstaan, want zij spraken een zonderling mengelmoes van talen, samengesteld uit woorden van franschen en engelschen oorsprong, ofschoon de inlandsche taal er natuurlijk de grondstof van uitmaakte.
-Mooi zoo! riep Cascabel uit. Nu spreek ik al Chinouk! Dat is alweder eene taal, die ik versta, zonder haar ooit geleerd te hebben.
Alle volksstammen in het hooge Westen van Amerika, deelde Ro-No hun mede, spreken de Chinouktaal, die tot in de landen van Alaska verstaan en gesproken wordt.
Onnoodig te zeggen, dat, dank zij de vroege warmte, die dit jaar was ingevallen, de sneeuw overal gesmolten was. Anders blijft zij somtijds nog in het begin van April liggen. Alles werkte dus samen om hunne reis voorspoedig te maken. Cesar ontzag zooveel als noodig was zijne paarden, maar zette er toch den meest mogelijken haast achter, ten einde zoo spoedig mogelijk het grondgebied van Columbia achter den rug te hebben. Het werd voortdurend warmer en dit konden zij ook merken aan het steeds toenemende aantal muggen, die eindelijk bijna onverdragelijk werden. Het was niet mogelijk de Schoone Zwerfster voor deze beesten gesloten te houden, ook al werd er zoodra het donker begon te worden, in het geheel geen licht meer opgestoken.
-Die satansche beesten! riep Cascabel op eenen avond uit, nadat hij zich te vergeefs in het zweet gewerkt had om ze weg te jagen.
-Ik zou wel eens willen weten waar die ellendige muggen toe dienen, zeide Sander.
-Zij dienen... om ons opte?ten, antwoordde Kruidnagel.
-Maar ook om de engelschen hier in Columbia te verslinden, voegde Cascabel er bloeddorstig bij. Daarom, kinderen, mag er geene mug meer doodgemaakt worden. Die engelschen kunnen er nooit genoeg last van hebben en dat is het eenige wat mij eenigszins troost.
Met de jacht bleef het steeds voorspoedig gaan. Het wild was zoo overvloedig, dat de herten in het gezicht van den wagen buiten den zoom van het woud in de vlakte kwamen om in de rivier hunnen dorst te lesschen. Door Wagram trouw bijgestaan, schoot Jan er verscheidene, zonder zich verder van den wagen te verwijderen dan de voorzichtigheid toeliet, want zijne moeder was altijd angstig als hij lang uit zicht bleef. Ook Sander ging somtijds mede op de jacht en werd door zijn ouderen broeder in de eerste beginselen daarvan onderwezen. Het was dikwijls moeilijk uit te maken wie het vlugst was, de jongste der beide Nimrods of hun jachthond.
Het duurde echter lang eer Jan grooter wild wist te bemachtigen dan herten, maar eindelijk kreeg hij een bison onder schot. Dit was geen gemakkelijke prooi. Bij het eerste schot werd het dier alleen gewond; het kwam woedend op hem af en ofschoon hij het nog een tweeden kogel in den kop joeg, bleef het doorloopen totdat het vlak bij hem was en de hoorns hem bijna raakten. Toen eerst viel het neder. Natuurlijk vertelde hij aan de anderen niets van het gevaar dat hij geloopen had, maar het groote beest, dat met zijn dikke manen veel van een leeuw had en op eenige honderd schreden van de Frazer-rivier gevallen was, woog zoo zwaar dat zij de paarden van den wagen moesten spannen om het weg te sleepen.
De bison is een herkauwend dier, dat door de Indianen op verschillende manieren benuttigd wordt en dat zij met de lans en met pijlen te lijf gaan. De huid gebruiken zij om op te slapen of als deken, of zij verkoopen die voor een twintigtal piasters. Het vleesch wordt in de zon gedroogd en daarna in lange repen gesneden, in welken staat het maanden lang bewaard kan blijven om in tijden van schaarschte tot voedsel te dienen.
Het dier kwam woedend op hem af. (Zie bladz. 71).
Europeanen lusten in den regel van de bison alleen de tong, maar dit is dan ook eene bijzonder fijne lekkernij. Onze reizigers lieten het echter niet bij de tong. Cornelia wist het vleesch op allerlei manieren te koken, te braden, te roosteren en te stoven, en zoodoende kon het voor verscheidene maaltijden dienen en was ieder er over uit, dat het best smaakte. Van de tong was er voor allen maar een klein stukje, maar dat werd zoo lekker gevonden, dat allen betuigden nog nooit iets fijners geproefd te hebben.
Gedurende de eerste veertien dagen van den tocht door Columbia gebeurde er niets anders, dat de moeite waard is vermeld te worden, alleen begon er reeds verandering in het weer te komen. Het zou niet lang meer duren, of hun tocht naar het Noorden zou door de zware regens zoo niet belet, dan toch bemoeilijkt worden.
Onder deze omstandigheden stond het te vreezen dat de Frazer-rivier tengevolge van den aanhoudenden was buiten hare oevers treden zou, hetgeen voor de Schoone Zwerfster eene ernstige, ja misschien eene onoverkomelijke hinderpaal had kunnen worden.
Gelukkig echter rees het water in de rivier tengevolge van den geweldigen regen wel hoog, maar niet ver boven de oevers, zoodat de vlakte, welke anders ondergeloopen zou zijn tot aan den zoom van het woud dat evenwijdig aan de rivier liep, grootendeels droog bleef. Niet dan langzaam kwam de wagen vooruit, want de wielen kleefden vast aan den doorweekten grond; maar onder het waterdichte dak vonden de reizigers eene veilige schuilplaats tegen regen en wind. Het was trouwens niet de eerste maal dat zij onder soortgelijke omstandigheden de goede eigenschappen van de Schoone Zwerfster op prijs hadden leeren stellen.