/0/12548/coverbig.jpg?v=10e4d16d355e9dd3c88b61b92bbac527)
De Sierra Nevada.
Hoevelen hebben niet wel eens verlangd eene reis te doen in een huis op wielen, op de manier van reizende kunstenmakers! Geen zorgen te hebben over logement of herberg, over het bed waar men nooit te voren zeker van kan zijn en over het middagmaal waar men nog minder op rekenen kan, ten minste wanneer de reis gaat door een land waar de dorpen en gehuchten dun gezaaid zijn. Er zijn wel enkele pleizier-reizigers die iets dergelijks doen aan boord van hunne eigen jachten, waar zij al de geriefelijkheden eener woning op medenemen, maar zeldzaam zijn zij die met een eigen reis-rijtuig een eenigszins aanmerkelijk eind weegs afleggen. Toch is zulk een reiswagen inderdaad een huis dat zich beweegt. Hoe komt het dan dat het genoegen van ?eene zeereis op vasten wal? tot kermiskunstenaars beperkt blijft?
De wagen van zulk een zwerver is inderdaad eene volledige woning, in vertrekken afgedeeld en van meubelen voorzien, een rollend dag- en nachtverblijf. Die van Cesar Cascabel bevatte alle gemakken die voor zijn zwervend bestaan onontbeerlijk waren.
De wagen had eenen naam, De schoone Zwerfster, even alsof het een schip was, en de verschillende tochten door onderscheidene deelen der nieuwe wereld, die zij reeds had helpen doen, rechtvaardigden die dichterlijke benaming. Drie jaar geleden was het rijtuig nieuw gekocht van de spaarpenningen die het echtpaar toen had overgegaard. Het had gediend om de oude kar te vervangen, waar zij tot dien tijd zich mede hadden beholpen, een ruw en hortend ding zonder veeren, alleen maar met een lap geteerd zeildoek overdekt, waaronder het gezin de nachten doorbracht. Met dit gebrekkige vervoermiddel hadden de Cascabels twintig jaren lang de kermissen en jaarmarkten in de amerikaansche Unie afgereisd. Het spreekt dus van zelf dat hun nieuwe rijtuig van amerikaansch maaksel was.
De Schoone Zwerfster was een wagen op vier wielen, rustende op beste stalen veeren, licht en toch stevig van bouw. Zij werd met zorg onderhouden, op haar tijd gewasschen, gepoetst en gepolijst, zoodat de met schitterende kleuren, goudgeel en cochenille-rood, beschilderde wanden in het zonnelicht blonken. Daarop prijkten met groote letters de woorden: Familie Cesar Cascabel. Zij was even lang als de groote reis- en goederenwagens, die gebruikt worden voor tochten door de prairie?n in het verre westen, waar de spoorwegen, die in de richting van San Francisco de beide oceanen verbinden, nog niet met hunne vertakkingen zijn doorgedrongen. Twee paarden konden niet anders dan in den stap het zware voertuig voortkrijgen. De last dien zij te trekken hadden, was niet gering. Behalve de reizigers, een zeildoeksche tent met palen, touwen, en toebehooren, die boven op den wagen geborgen werd, en daar beneden, tusschen de wielen, een kleed van zeildoek, dat onder het rijden heen en weder slingerde en waarin allerlei geborgen werd, de turksche trom en de roffeltrom, de klephoorn en de trompet, en al de andere benoodigdheden die voor de vertooningen van kunstenmakers vereischt worden. Daartoe behoorden ook de kostuums voor eene vermaarde pantomime, genaamd: De roovers van het Zwarte Woud, welke sedert lang den roem der familie Cascabel uitmaakte.
Het binnenste van den wagen was zeer doelmatig ingericht en zoo netjes en zindelijk als eene hollandsche boerenwoning, want Cornelia verstond, waar het op orde en reinheid aankwam, geen gekscheren.
Achterin, van de buitenlucht gescheiden door eene glazen schuifdeur, bevond zich de afdeeling voor keuken bestemd, waar het fornuis stond te branden. Dan kwam het huisvertrek, tevens eetkamer, waar ook de lieden werden ontvangen die zich de toekomst wilden doen voorspellen. Vervolgens een slaapvertrek, waar de slaapplaatsen twee aan twee tegenover en boven elkaar getimmerd waren even als de kooien in een schip. Daar sliepen aan den linkerkant de twee jongens en aan de overzijde, door een gordijn van hen gescheiden, hun zusje. Voorin eindelijk was de slaapkamer van Cascabel en zijne vrouw, wier beddegoed bestond uit een mooie matras en een veelkleurige gestikte deken. Daar had ook de lang begeerde geldkist nu eene plaats gekregen. In alle hoeken waren plankjes getimmerd, die opgeslagen en neergelaten konden worden teneinde als tafeltjes te dienen, en kleine kasten tot berging van de kleederen, de pruiken, de valsche baarden en wat verder bij de pantomime te pas kwam. Aan de zoldering hingen twee petroleumlampen, die evenals scheepslampen al de bewegingen van het rijtuig op de hobbelige wegen mede maakten. Bij dag drong het licht naar binnen door een half dozijn in de wanden gemaakte openingen, met in lood gevatte glasruiten gesloten, waar dunne gordijntjes voor hingen die door gekleurde linten werden opgehouden. Het geheel geleek van binnen op de roef eener oud-hollandsche trekschuit.
Kruidnagel was voor zijn persoon met weinig tevreden. Gewoonlijk sliep hij in de keuken, waar hij des avonds aan twee in de wanden geslagen haken zijne hangmat ophing, die 's morgens bij het krieken van den ochtend weder door hem opgerold werd.
De twee honden, Wagram en Marengo, die 's nachts de wacht te houden hadden, sliepen in het dekkleed onder den wagen. De aap John Bull hield hen daar gezelschap en maakte het hun, met zijne ongepaste aardigheden, wel eens lastiger dan noodig was. Jako de papegaai eindelijk hing in eene kooi aan de zoldering van het woonvertrek.
De paarden, Gladiator en Vermout, werden gewoonlijk in de nabijheid van de Schoone Zwerfster in vrijheid aan het grazen gelaten. Zelden was het noodig ze vast te binden. In de uitgestrekte prairie?n vonden zij voedsel in overvloed, en na zich den buik volgegeten te hebben, behoefden zij maar te gaan liggen om het even goed te hebben als in eenen stal.
Aldus toegerust, met geweren en revolvers onder het bereik der slapenden en met de twee honden als schildwachten, was de Schoone Zwerfster een even veilig als geriefelijk nachtverblijf.
Er waren reeds ontelbare mijlen mede afgereisd in de drie jaren dat zij dienst had gedaan. Van New-York naar Albany, van Niagara naar Buffalo, naar Saint Louis, naar Philadelphia, naar Boston, naar Washington, langs de Mississippi naar Nieuw-Orleans, langs de spoorweglijn van de Great-Trunk tot het hart van het Rotsachtige Gebergte, in het land der Mormonen en tot achter in Californi?! Het scheen wel voor eene gezondheidsreis te mogen doorgaan, want niemand van den troep was ooit een oogenblik ziek geweest, alleen de gulzige John Bull uitgezonderd, die nooit eene gelegenheid verzuimde om zich de maag te overladen en daar dan ook de gevolgen van ondervond.
Zij stelden zich er heel wat van voor, de Schoone Zwerfster naar Europa te brengen en met dit voertuig over de straatwegen van het vaderland te rijden. Wat een bekijks zouden zij hebben in geheel Frankrijk, vooral onder de landelijke bevolking. Cesar Cascabel dacht aan niets anders dan aan zijn geliefd geboorteland, zijn Normandi?, dat hij zijn leven lang gehoopt had terug te zien en dat hij nu werkelijk in zijne verbeelding reeds vóór zich had.
Te New-York aankomende, waren zij voornemens den reiswagen uit elkaar te nemen en in te pakken en hem vervolgens als vrachtgoed met de stoomboot naar Havre mede te nemen. Daar kon hij weer op de wielen gezet worden en hoopten zij er de reis door Frankrijk mede te aanvaarden.
Het geheele gezin, man, vrouw en kinderen had slechts éénen wensch: den tocht te beginnen. Het was alsof hunne viervoetige vrienden hun ongeduld deelden. Den 15den Februari, des ochtends heel in de vroegte braken zij dus gezamenlijk van het pleintje te Sacramento op, sommigen te voet, anderen in den wagen, ieder zooals het hem goed dacht.
Het weder was zeer koel, maar mooi. Onnoodig te zeggen dat er gezorgd was voor den noodigen leeftocht, bestaande in ingelegd vleesch en groenten. Zij rekenden er echter op dat de voorraad in steden en dorpen, welke zij door moesten trekken, aangevuld zou kunnen worden, en bovendien is er in deze streken overvloed van allerlei wild, bisons, herten, hazen en patrijzen. Jan was een geoefend schutter en zou zijn geweer niet laten roesten, terwijl hij voor geene jacht-akte behoefde te zorgen want in de uitgestrekte prairie?n van het verre Westen is er geen koddebeier of veldwachter die u daar naar vraagt. De poedel Marengo deugde voor dit soort van werk niet, maar de patrijshond Wagram was zoo goed afgericht als de beste jachthond en nooit beter in zijn schik dan wanneer hij een stuk wild achterna mocht zitten.
Buiten Sacramento gekomen, reed de Schoone Zwerfster in de richting van het Noord-Oosten. Zij wilden langs den kortsten weg de grens over en het gebergte der Sierra Nevada doortrekken. Dit was ongeveer een paar honderd kilometers, tot waar de Sonora-pas tusschen de bergen doorgaat en in de onafzienbare vlakte aan de oostzijde uitkomt.
Deze streek was eigenlijk nog niet wat men het verre Westen noemt. Dáár zijn de dorpen en gehuchten zeldzamer. Het was ook niet de prairie, met haar onbegrensden gezichteinder, haar eindeloos grasveld, bewoond door zwervende Indiaansche stammen, die naarmate de beschaving voortschrijdt, meer naar de minst bevolkte gewesten van Noord-Amerika worden teruggedrongen. Bijna dadelijk nadat zij Sacramento achter zich hadden, begon de grond reeds te rijzen. Dit waren de eerste golvingen der Sierra Nevada, die het rijke Californi? omringt met eene aaneengeschakelde reeks bergen, door donkere dennenwouden overdekt, waarboven hier en daar toppen uitsteken van een vijfduizend meters hoogte. Het is alsof de natuur dit land, waar zij zoovele schatten verborgen heeft die thans reeds door de op buit beluste hand der menschen geroofd zijn, achter een zwaar gordijn van eeuwig groen heeft willen verbergen. In de richting welke de Schoone Zwerfster was ingeslagen, kwamen zij langs verscheidene steden van beteekenis, zooals Jackson, Mocquelenne, Placerville, voorposten als het ware van het goudland en van het district Calavaras. Maar de familie Cascabel hield alleen op waar zij inkoopen had te doen of waar zij eenen rustigen nacht wilde doorbrengen. Cesar maakte haast om den Nevada-bergketen, vervolgens de woeste streek van het Groote Zoutmeer en daarna de hooge passen van het Rotsachtige Gebergte door te komen. Gedurende dit gedeelte van den tocht moest er van het rijtuig en de paarden het meeste gevergd worden. Eenmaal in de nabijheid van Erie of Ontario gekomen, hadden zij slechts de vlakte door te trekken waar de wielsporen van andere voertuigen en de door de hoeven van andere paarden platgetreden paden hun van zelf den weg zouden wijzen.
Niet dan langzaam kwamen zij in deze bergachtige streek vooruit. Ook hadden zij vrij wat last van koude want de laatste weken van den winter deden zich terdege voelen, al bevonden zij zich pas op den acht-en-dertigsten breedtegraad, dat is op gelijke aardrijkskundige hoogte als Sicili? en Spanje in Europa. Zooals bekend is ondervindt Amerika de werking niet van den Golfstroom, dien warmen zee-arm, die uit de Golf van Mexico komende, zich in oostelijke richting dwars door den oceaan naar Europa wendt. Hierdoor is het amerikaansche klimaat, op gelijke breedte, veel kouder dan dat der europeesche landen. Dit zou echter nog slechts eenige weken duren. Dan was de winter voorbij en de vruchtbare bodem van Californi? zou zich weder vertoonen in al zijnen rijkdom, als het land waar het graan een honderdvoudigen oogst brengt, waar alle voortbrengselen der heete zoowel als der gematigde luchtstreek in weelderigen overvloed tieren, suikerriet, rijst, tabak, oranjeappelen, olijven, citroenen, ananassen, bananen en andere vruchten. Niet het goud maakt Californi? rijk, maar de onge?venaarde vruchtbaarheid zijner uitgestrekte landouwen.
In de Sierra Nevada. (Zie bladz. 30).
-Wij zullen nog wel eens aan dit heerlijke land denken, merkte Cornelia op, die voor eene welvoorziene keuken lang niet onverschillig was.
-Snoepster die gij zijt! antwoordde Cesar.
-Ik zeg het niet voor mij, maar voor de kinderen.
Menige dag ging voorbij terwijl zij langs den rand der wouden en dwars door de groene vlakten hunnen weg zochten. Ontelbaar waren de troepen vee die zij in het wild tegenkwamen, en die hier overvloed van voedsel vinden zonder dat op eenige plek het weelderige grastapijt een spoor vertoont van afgegraasd te zijn. Den onuitputtelijken plantengroei van Californi?, die zich zonder ophouden telkens vernieuwt, kan niemand zich voorstellen die hem niet aanschouwd heeft. Het is de korenschuur van het land langs den stillen Oceaan; alle handelsvloten, zoo die vereenigd werden om de oogsten er van weg te voeren, zouden niet in staat zijn de opbrengst uit te putten. De Schoone Zwerfster schreed voort met dezelfde snelheid waarmede zij in den regel hare reizen maakte, dat was eene mijl of zes, zeven daags, zelden meer. Zoo was zij met haar levenden last reeds in alle staten der Unie geweest en had zij den troep van Cascabel overal bekend gemaakt, van de monden der Mississippi tot in Nieuw-Engeland. Maar op hare vroegere tochten werd er in iedere stad halt gehouden teneinde er voorstellingen te geven en geld op te halen. Thans ging het in eene rechte lijn van het Westen naar het Oosten, zonder dat er moeite gedaan werd om op eenige manier de aandacht der bewoners te trekken. Geene kunstreis deden zij ditmaal, maar het was in de eerste plaats om het oude Europa te doen en daarna om de vriendelijke dorpen van het goede Normandi?.
Het was dan ook een vroolijke tocht en menig stevig gebouwd huis, dat zij tegenkwamen, had den goeden geest die in de voorbijtrekkende woning op wielen heerschte, kunnen benijden. Er werd heel wat gelachen, gezongen en gekheid gemaakt, ook maakte Sander nu en dan met zijn klephoorn de vogels aan het schrikken, wier onbezorgdheid voor het overige veel overeenkomst had met de gemoedsstemming van het zwervende gezin.
Dit alles nam echter niet weg dat de dagen, gedurende welke zij op reis waren, niet in ledigheid mochten worden doorgebracht.
-Kinderen, zeide Cascabel telkens, wij moeten oppassen dat wij niet verroesten!
Zoo dikwijls er halt gemaakt werd om de paarden te laten rusten, was het dus met de rust der reizigers gedaan. Niet zelden gebeurde het dat er Indianen nieuwsgierig kwamen kijken, terwijl Jan zich in het balanceeren oefende, de kleine Napoleona eenige nieuwe danspassen en toeren probeerde en Sander zijne ledematen uitrekte en boog alsof ze van guttapercha waren. Dan toonde ook Cornelia de kracht harer spieren en liet haar man de zeldzaamste geluiden uit zijne buik komen, terwijl Jako zat te snateren in zijne kooi, de twee honden samen allerlei kunsten uitvoerden en John Bull, door het voorbeeld aangestoken, zijne malste grimassen vertoonde.
Hierbij moeten wij echter niet verzuimen te vertellen dat Jan ook op andere wijze den tijd niet ongebruikt voorbij liet gaan. De enkele boeken die hij in de Schoone Zwerfster bergen kon, werd hij niet moede te lezen en te herlezen. Het waren nieuwe leerboeken voor aardrijkskunde en cijferkunst, benevens eenige reisbeschrijvingen. Ook hield hij wat op eene zeereis het ?Scheepsjournaal? genoemd zou worden en menig reisavontuur werd op onderhoudende manier daarin verhaald.
-Ge zult nog veel te knap worden, zei zijn vader wel eens. Maar ge moogt doen wat ge goed vindt.
Het kwam bij Cascabel niet op den leerlust van zijn eerstgeborene tegentegaan. Hij en zijne vrouw waren er in den grond van hun hart niet weinig trotsch op dat een hunner spruiten een ?geleerde? scheen te willen worden.
In den namiddag van den 27sten Februari bereikte de Schoone Zwerfster den ingang van een der passen door de Sierra Nevada. Daar doorheen te komen was een vermoeiend vooruitzicht en zou wel een dag of vier duren. Menschen en dieren moesten tot halfweg de hoogte van den berg onafgebroken klimmen. Om den wagen naar boven te krijgen langs het nauwe pad, dat zich zigzagsgewijs om de wanden van den berg slingerde, moesten de reizigers telkens de handen aan de wielen slaan. Daarbij kwam dat naarmate zij hooger kwamen, het weer minder gunstig dreigde te worden, al begonnen zij reeds den invloed van de vroegtijdig invallende Californische lente te gevoelen. Geweldige regens, hagelbuien en sneeuwstormen maken deze bergpassen dikwijls onveilig, vooral op plaatsen waar de weg, plotseling eenen scherpen hoek makende tusschen hooge rotsen, als in eenen trechter doordringt. Het hoogste punt der passen ligt boven de grens der nimmer smeltende sneeuw, en eerst na ruim een paar duizend meters op deze hoogte te zijn voortgeschreden, begint de reiziger in het land der Mormonen langzaam te dalen.
Cascabel was echter voornemens te werk te gaan zooals hij bij dergelijke gelegenheden gewoon was te doen en hulp-paarden te huren. Die kon hij gewoonlijk in het eene of andere gehucht aan den voet der bergen wel krijgen, evenals een paar mannen, hetzij Indianen of Amerikanen, om als voerlieden dienst te doen. Dit kostte wel eenig geld, maar het was onvermijdelijk indien hij zijn eigen tweespan niet wilde bederven.
Des avonds van den 27sten bevonden zij zich bij den ingang van den Sonora-pas. De valleien welke zij tot dusver doorgetrokken waren, hadden geen bijzondere moeilijkheden opgeleverd en het was dus nog niet noodig geweest de taak van Vermout en Gladiator te verlichten. Maar al ware het geheele gezelschap hen te hulp gekomen, dan waren hunne vereende krachten nog niet toereikend geweest voor hetgeen hun thans te doen stond.
Op korten afstand van een klein gehucht, verloren te midden der eenzaamheid van het gebergte, werd halt gehouden. Het waren slechts enkele huizen, en op een paar geweerschoten afstands stond eene landhoeve, waarheen Cascabel plan maakte zich dienzelfden avond te begeven, teneinde te zien of hij voor den volgenden dag daar paarden kon bekomen om de zijne te helpen.
Eerst moesten er echter de noodige maatregelen genomen worden om hier den nacht door te brengen.
Nadat alles gereed gemaakt was zooals zij het gewoon waren, gingen er een paar op uit om in het gehucht een en ander te koopen, spijs voor de menschen en voeder voor het vee.
Dien avond was er geen sprake van oefeningen of toeren te maken, want allen waren moede. Het was een zware dag geweest; een groot gedeelte van den weg hadden zij te voet moeten afleggen teneinde den last voor de paarden te verlichten. Cascabel bepaalde dus dat ieder rust moest houden en tevens dat daarin geen verandering zou komen zoo lang zij in de Sierra aan het stijgen waren.
Cesar wierp een laatsten blik op de toebereidselen voor den nacht en overtuigde zich dat alles in orde was. Toen vertrouwde hij de Schoone Zwerfster aan de waakzaamheid van zijne vrouw en kinderen, en sloeg hij met Kruidnagel den weg in naar de hoeve, uit wier schoorsteenen blauwe rookwolken tusschen de boomen naar boven stegen.
De boerderij bleek bewoond te worden door een Californisch gezin, dat de vreemdelingen vriendschappelijk ontving. De eigenaar beloofde drie paarden met twee geleiders te zullen leveren. De beide mannen zouden tevens als wegwijzers dienen tot aan de plek waar de helling van het gebergte naar den oostkant eenen aanvang neemt. Van daar af had de Schoone Zwerfster geene hulp meer noodig en de mannen zouden dan de paarden terugbrengen, maar het een en ander zou vrij wat geld kosten.
Cesar Cascabel dong en pingelde als een man die er niet van houdt om zijn geld weg te gooien. In het eind werden zij het eens tot eenen prijs, die de som niet te boven ging welke hij voor dit gedeelte der reis had bestemd.
Den volgenden ochtend te zes uren waren de mannen met de drie paarden op het appèl. De dieren werden vóór Vermout en Gladiator aangespannen en spoedig was de Schoone Zwerfster in een nauwen bergpas, waarvan de wanden aan weerszijden met dichte bosschen overdekt waren. Een paar uren verder maakte de weg een scherpen hoek en de weelderige landouwen van Californi?, die onze reizigers niet zonder een gevoel van spijt vaarwel zeiden, verdwenen achter de geweldige berggevaarten der Sierra Nevada.
De drie paarden van den Californischen boer waren stevige beesten, op wier trekkracht zij staat konden maken, maar of hunne geleiders even goed te vertrouwen waren, scheen tamelijk twijfelachtig.
Het waren een paar sterke kerels van gemengd bloed, half Indianen en half Engelschen. Had Cascabel dat geweten, hij had hen zeker zonder verder vragen naar huis gestuurd.
Cornelia vond ten minste dat zij er alles behalve eerlijk uitzagen, Jan was het met zijne moeder eens en Kruidnagel stemde met hen in. Cesar scheen het ditmaal niet gelukkig getroffen te hebben, maar in het ergste geval waren zij toch maar met hun twee?n en als zij iets kwaads in den zin mochten hebben zouden zij ondervinden dat zij niet met weerlooze lieden te doen hadden.
Op het ontmoeten van slecht volk bestond in de Sierra niet veel kans, want de wegen stonden als veilig bekend. De tijd was voorbij toen de ruwe Californische mijnwerkers, die destijds loafers en rowdies bijgenaamd werden, met allerlei zwervend gespuis, uit alle deelen der wereld derwaarts gekomen, samenspanden om reizigers en eenzaam wonende lieden te plunderen. De goedgezinde bevolking had zoo dikwijls de lynch-wet op hen toegepast, dat er een einde was gekomen aan deze straatrooverijen.
Intusschen was Cascabel een te voorzichtig man om tegenover de twee vreemden niet op zijne hoede te wezen.
Dit viel niet tegen te spreken, dat het een paar flinke karrevoerders waren. De dag liep dan ook zonder eenig ongeval ten einde en dit was toch maar de hoofdzaak. Hadden zij het ongeluk gehad een wiel te verliezen of eene as te breken, dan zouden de bewoners van de Schoonste Zwerfster, op zulk eenen afstand van iedere menschelijke woning en zonder gereedschap om eenige avarij van beteekenis te herstellen, in de grootste verlegenheid geraakt zijn.
De bergpas was uitermate wild en woest. Aan weerszijden niets dan dennenstammen, bijna zwart van kleur, waartusschen de steenachtige grond met een dik tapijt van mos bekleed was. Verbazende rotsklompen lagen telkens in den weg en moesten omgetrokken worden. Vooral was dit het geval langs een der zijtakken van de Walkner-rivier, die zelve haren oorsprong neemt in het meer van dien naam en wier wateren met geweldige sprongen hunnen weg nemen naar diepe afgronden. In de verte, hoog tusschen de wolken, schemerde de Castle-piek, een puntige rots, van lagere spitsen omgeven die in de grilligste fatsoenen uit diepe ravijnen oprijzen.
Tegen vijf uur des namiddags begon het in den door hooge bergwanden ingesloten bergpas reeds donker te worden. De weg maakte hier weder een scherpen hoek en de helling was zoo steil dat een gedeelte der lading van den wagen moest genomen worden om hem te verlichten. Het onderaan hangende dekkleed met al wat er in was en bijna de geheele bovenlast werden voorloopig achtergelaten.
Ieder stak zijne handen uit om te helpen en het moest erkend worden dat de twee karrevoerders zich niet lui toonden, waardoor Cascabel en de zijnen eenigszins terugkwamen van den ongunstigen indruk, dien de mannen aanvankelijk op hen gemaakt hadden. De tocht door de bergpas zou trouwens nog slechts twee dagen duren, dan zouden zij het hoogste punt bereiken en konden de hulppaarden met hunne geleiders weder naar de hoeve terugkeeren.
Toen er eene geschikte plaats gevonden was om des nachts verblijf te houden, gingen de karrevoerders ook eene plek zoeken om hunne paarden vast te binden. Terwijl zij hierop uit waren, ging Cascabel met zijne twee zonen en Kruidnagel terug naar het punt van den weg, waar de afgeladen voorwerpen zoo lang waren neergelegd.
Na den vermoeienden dag smaakte het avond-eten dubbel. Niemand talmde lang om te gaan slapen.
Cascabel bood de twee vreemden eene slaapplaats aan in eene der afdeelingen van de Schoone Zwerfster, maar daarvan wilden zij niet gediend zijn. Zij zeiden dat zij onder de boomen een beter onderkomen konden vinden om in hunne dikke dekens gewikkeld tevens de paarden goed onder hun bereik te hebben.
Korten tijd nadat dit aldus geregeld was, lag niemand in het kampement meer met open oogen.
Zoodra het den volgenden ochtend licht begon te worden waren groot en klein weder op de been.
Wij zijn bestolen. (Zie bladz. 38).
Cascabel met Jan en Kruidnagel kwamen het eerst uit de Schoone Zwerfster voor den dag en gingen den kant op waar Gladiator en Vermout den vorigen avond vastgezet waren.
Hunne paarden waren daar ook, maar die van den boer waren nergens te zien.
Zij konden echter niet ver afgedwaald wezen en Jan keerde naar den wagen terug om de karrevoerders te gelasten hunne beesten weder op te zoeken. Maar ook de twee mannen waren niet bij de hand.
-Waar zouden zij zitten? vroeg Jan.
-Ik denk, zeide Cesar, dat zij er reeds op uit zijn om hunne paarden terug te halen.
-Ohé!... Ohé!... riep Kruidnagel met zijne schelle stem, die ver in den bergpas teruggekaatst werd.
Er kwam geen antwoord.
Nu begonnen Jan en zijn vader samen te schreeuwen zoo hard zij konden, ook gingen zij een eind naar beide kanten den weg op, heen en weer terug.
De twee karrevoerders kwamen niet te voorschijn.
-Zouden wij nu toch gelijk gehad hebben toen hun tronie ons zoo weinig aanstond? zeide Cascabel.
-Maar wat voor reden zouden zij hebben om ons in den steek te laten? merkte Jan op.
-Zeker om ons eene leelijke poets te bakken.
-Maar wat hebben zij er aan om van ons van daan te loopen?
-Ja, wat hebben zij daar aan?... Wacht eens, misschien kunnen wij er gemakkelijk genoeg achter komen!
Door Jan en Kruidnagel gevolgd, snelde Cascabel zoo hard hij loopen kon naar den reiswagen.
De trede opvliegen, de deur openstooten, alle vertrekken doorrennen om in het achterste te gaan kijken of de goedbewaakte geldkist nog op hare plaats stond, was het werk van een oogenblik. Eene seconde later kwam Cesar weder voor den dag, met den uitroep:
-Wij zijn bestolen!
-De geldkist? vroeg Cornelia.
-De schoeljes hebben die meegepakt!