Chapter 8 No.8

Het "Schurkendorp".

Acht dagen later, den 26den Mei, kwam de reiswagen in de nabijheid der bronnen van de Frazer. Het was dag en nacht blijven doorregenen, maar nu, meende de gids te kunnen verzekeren, kon het niet lang meer duren of er moest verandering van weer komen.

Zij trokken de rivier bij haren oversprong over, waar het terrein weder in hooge mate golvend was. Daarna gingen zij met de Schoone Zwerfster recht den kant van het Westen op.

Nog een dag of wat rijdens en de karavaan zou aan de grens van Alaska komen.

Sedert eene week hadden zij geen dorp of gehucht meer op hunnen weg ontmoet. Over de diensten van den indiaan Ro-No konden zij niet anders dan tevreden zijn; hij kende het land op een prik.

Dien dag waarschuwde de gids Cascabel, dat het misschien niet kwaad zou zijn een etmaal rust te houden in een nabijgelegen dorp, want dat de paarden zichtbaar moede waren en het dus wel noodig hadden.

-Wat is dat voor een dorp? vroeg Cascabel, die alles wat in Britsch-Columbia was nog altijd wantrouwde.

-Het heet Schurkendorp, antwoordde de gids.

-Wat zeg je, Schurkendorp?

-Ja, bevestigde Jan, die naam staat ook op de kaart. Ik denk dat het de verbasterde naam is van een indiaanschen stam, waarvan de klank min of meer op ?schurk" leek.

-Voor mijn part is het een mooie naam, bromde Cascabel. Als er engelschen wonen, al waren het er maar een half dozijn, is er zeker geen betere te bedenken.

Denzelfden avond hield de Schoone Zwerfster dus stil bij de eerste huisjes van het dorp. Nog maar drie dagen en de grens tusschen Britsch-Columbia en de russische bezittingen zou door hen overschreden worden.

Dan zou dus ook Cesar zijne opgeruimdheid terugkrijgen, die hij gemist had zoo lang hij op het gebied Harer britsche Majesteit vertoefde.

Schurkendorp was oorspronkelijk alleen door indianen bewoond geweest. Er bevonden zich echter eenige engelschen, jagers uit liefhebberij of om den broode, die er slechts gedurende de maanden van het jachtseizoen verblijf hielden.

Onder hen waren ook eenige officieren van het garnizoen te Victoria. Een hunner, een baronet, Sir Edward Turner, was een trotsch, aanmatigend man, een twistzoeker van natuur en bovendien een van die engelschen, die denken dat hun alles geoorloofd is omdat zij engelschen zijn. Het spreekt van zelf, dat hij aan franschen voor het minst een even grooten hekel had als Cesar Cascabel aan engelschen. Die twee maakten dus samen een mooi span!

Denzelfden avond toen zij in het dorp gekomen waren, terwijl Jan, Sander en Kruidnagel er op uit waren om inkoopen te doen, hadden de honden van den edelen baronet niet ver van de Schoone Zwerfster eene ontmoeting met Wagram en Marengo, die opgevoed waren in denzelfden volkshaat welken hun meester koesterde.

Tusschen den poedel en den patrijshond aan den eenen, en de pointers aan den anderen kant bestond dus reeds dadelijk eene gespannen verhouding. Het kwam tot blaffen, de tanden laten zien, elkander bijten, totdat eindelijk de wederzijdsche eigenaars op het lawaai afkwamen.

Sir Edward Turner woonde in een huis aan het begin van het dorp. Met opgeheven zweep schoot hij op de twee honden van Cascabel toe.

Dit was genoeg voor dezen om tegen den baronet partij te trekken voor zijne viervoetige reisgenooten.

Sir Edward Turner, die zeer netjes fransch sprak, zag terstond met wien hij te doen had. Onbeschaamd als hij ten allen tijde was, vond hij niet de minste reden om den kunstenmaker en diens landgenooten in het algemeen niet ?echt engelsch", uit de hoogte te behandelen.

Wagram en Marengo raakten aan het vechten met de jachthonden van den baronet. (Zie bladz. 84).

Ieder kan begrijpen hoe Cascabel geneigd was, dat op te nemen. Maar hij wilde zich geen onaangenaamheden op den hals halen, vooral niet op engelsch grondgebied, en geen gevaar loopen vertraging in zijne reis te ondervinden. Hij hield zich dus in en antwoordde op eenen toon waar niets op aan te merken viel:

-Uwe honden zijn begonnen met de mijne aan te vallen, mijnheer.

-Uw honden? antwoordde de edelman, koorddansershonden! Die verdienen niets anders dan een knauw of een pak ransel!

-Ik moet u doen opmerken, hernam Cesar, onwillekeurig driftig wordende, dat hetgeen gij daar zegt niet te pas komt voor een gentleman.

-Voor een kerel als jij heb ik toch geen ander antwoord.

-Mijnheer, ik wil beleefd blijven, maar gij zijt een vlegel!

-Weet je wel met wien je te doen hebt? Ik heet Sir Edward Turner, baronet!

Cascabel was nu zijne drift niet langer meester. Bleek, met fonkelende oogen en dreigende vuisten kwam hij op den baronet af, toen Napoleona hem kwam roepen.

-Vader, riep zij, moeder vraagt naar u!

Cornelia had haar dochtertje gestuurd omdat zij wilde dat haar man naar den wagen terugkeerde.

-Ik kom dadelijk, antwoordde hij. Napoleona, zeg aan uwe moeder dat ik eerst een praatje met dien heer heb te houden.

Toen hij dien naam hoorde, begon de engelschman verachtelijk te lachen.

-Napoleona! zeide hij. Een mooie naam voor zoo'n meid! Die schavuit.....

Dat was meer dan Cascabel verdragen kon. Met over de borst gekruiste armen stapte hij vooruit tot vlak bij den engelschman.

-Gij beleedigt mij! begon hij.

-Zoo, beleedig ik u?

-Dat niet alleen, maar gij beleedigt een groot man, die uw heele eiland ingepakt zou hebben als hij goedgevonden had er heen te gaan.

-Ei, ei!

-Hij zou het ingeslikt hebben als een oester!

-Onbeschaamde praatjesmaker!

De engelschman was een weinig teruggegaan en stelde zich in postuur als een bokser, gereed om van zich afteslaan.

-Mijnheer de baronet, gij hebt mij beleedigd en zult mij daar rekenschap van geven!

-Rekenschap geven aan een kunstenmaker!

-Door hem te beleedigen zijt gij zijns gelijke geworden. Wij zullen vechten zooals gij verkiest, met den degen, het pistool, den sabel of de vuist.

-Waarom niet met een paar varkensblazen, spotte de baron, als paljassen voor eene tent!

-Verdedig u!

-Wie gaat er nu vechten met een kermisklant?

-Ja zeker, schreeuwde Cascabel, buiten zichzelven van woede, met zoo'n kermisklant zal je vechten,... of je krijgt van hem een pak slaag!

Zonder er aan te denken dat de engelschman hem wel eens de baas kon zijn in het boksen, waar deze soort van heeren zich van hunne jeugd af in oefenen, zou Cesar hem te lijf gegaan zijn, ware niet Cornelia in persoon komen toesnellen om hem tegen te houden.

Op hetzelfde oogenblik kwamen eenige officieren, wapenbroeders en jachtgezellen van sir Edward Turner, op het standje af. Zij wilden niet toelaten dat iemand van zijnen stand zijne handen vuil zou maken aan zoo'n ?kerel" en scholden de geheele familie Cascabel uit voor al wat leelijk is. Van die scheldwoorden trok de vastberadene Cornelia zich echter niets aan-ten minste zij deed alsof zij ze niet hoorde. Alleen wierp zij sir Edward Turner eenen blik toe, die dezen, indien hij haar beter gekend had, niet bijzonder gerust zou hebben doen zijn over den afloop van het geval.

Intusschen waren ook Jan, Kruidnagel en Sander komen aanloopen en er scheen kans te bestaan op eene algemeene kloppartij, maar ook dit voorkwam moeder Cascabel, door op bevelenden toon te zeggen:

-Kom meê, Cesar, en jullie allemaal marsch! Naar de Zwerfster! Niemand heeft hier iets te maken!

Niet een kreeg het in zijn hart om een woord tegen te spreken.

Hoe Cascabel dien avond in zijn humeur was, behoeven wij niet te zeggen. Dat hij persoonlijk beleedigd was, kwam er minder op aan, maar dat zoo'n engelschman het gewaagd had zijn grootsten held te bespotten! Hij wilde hem te lijf, hij zou hem op zijn gezicht slaan, hem en al zijne kameraads, al de schurkachtige bewoners van Schurkendorp. De jongens wilden niets liever dan met hun vader meê van leer te trekken. En Kruidnagel, die zwoer dat hij den engelschman zijn neus zou afbijten..... of als het niet anders kon, dan maar een oor!

Cornelia had vrij wat moeite om al de driftkoppen tot bedaren te brengen. (Zie bladz. 87).

Cornelia had vrij wat moeite om al die driftkoppen tot bedaren te brengen. Te meer dewijl zij erkennen moest dat het ongelijk geheel aan den kant van sir Edward Turner was en dat zoowel haar man als de geheele troep behandeld was op eene manier zooals de ergste vagebonden het elkander niet doen zouden.

Maar Cornelia vond dat hun toestand al zorgelijk genoeg was en zij niet noodig hadden dien nog erger te maken. Toen haar man er op staan bleef dat hij den baronet eene rammeling moest gaan toedienen, beet zij hem eindelijk toe:

-Dat zul je laten Cesar! Ik verkies het niet!

Daar was Cascabel niet tegen opgewassen. Als zijne vrouw op dien toon sprak, gaf hij haar altijd gelijk.

Cornelia had rust noch duur zoo lang zij het verwenschte dorp niet achter den rug hadden. Waren zij eerst maar een mijl of wat noordelijker, dan kon zij weder gerust ademhalen. Teneinde overtuigd te zijn dat niemand gedurende den nacht buiten den wagen kwam, sloot zij niet alleen zelve de deur aan den binnenkant, maar bleef zij den geheelen nacht buiten de Schoone Zwerfster de wacht houden.

Den volgenden ochtend, dat was den 27sten Mei, maakte Cornelia te drie uur den geheelen troep wakker. Uit overmaat van voorzichtigheid wilde zij vóór het aanbreken van den dag op weg, zoodat geen mensch, geen engelschman, geen indiaan, iets van hun vertrek kon merken. Dat was zeker het beste middel om alle verdere onaangenaamheden te voorkomen, maar zelfs toen maakte de anders zoo bedaarde vrouw een haast onbegrijpelijken spoed. Zij verkeerde in eenen toestand van zeldzame opgewondenheid, keek aanhoudend met onderzoekende blikken rond, was overal bij en kon geen woorden genoeg vinden om haren man, hare zonen en Kruidnagel, die geen van allen haast genoeg naar haren zin maakten, hunne langzaamheid te verwijten.

-Hoeveel dagen hebben wij nog noodig om over de grens te komen? vroeg zij hunnen gids.

-Een dag of drie, antwoordde Ro-No.

-Opgepakt dan! hernam Cornelia. Vóór alles is het noodig, dat wij niet meer gezien worden.

Intusschen moet niemand zich verbeelden, dat Cesar de beleediging van den vorigen dag vergeten had. Deze plek te verlaten, zonder dat hij den baronet zijne onbeschoftheid betaald had gezet, was een hard gelag voor onzen vurigen franschman, die daarenboven nog al de koppigheid van een echten normandi?r bezat.

-Dat komt er van, schold hij, als men eenmaal den voet zet in zoo'n smeerlappenland!

Meer dan eens voelde hij nog lust den kant van het dorp uittegaan, in de hoop, dat het toeval hem sir Edward Turner weder zou doen ontmoeten. Hij keek met vurige blikken naar de gesloten vensterblinden van het huis waar de baronet woonde, maar hij dorst zich niet te verwijderen buiten de oogen der waakzame Cornelia, die hem geen oogenblik aan zichzelf overliet.

-Waar ga je naar toe, Cesar?... Blijf bij mij, Cesar! Ik verkies niet dat je van den wagen afkomt, Cesar!

Zoo ging het aanhoudend door. Nog nooit, zoolang hij getrouwd geweest was, had Cascabel zich met zulke onverbrekelijke boeien aan zijne dierbare wederhelft vastgeklonken gevoeld.

Dank zij al dit drijven en jagen werd er meer dan gewoonlijk haast gemaakt en stonden de paarden spoedig voor den wagen. Te vier uur 's nachts zat al wat leven had, de honden, de aap en de papegaai, het hoofd van het gezin met zijne zonen en zijn dochtertje, binnen in de Schoone Zwerfster opgesloten. Cornelia ging zelve op den bok zitten, Kruidnagel en de gids vatten de paarden bij den teugel en voort ging het.

Een kwartier later was er van Schurkendorp niets meer te zien te midden van het dichte groen der boomen, die het aan alle zijden omringden. Het begon pas eenigszins licht te worden; alles was doodstil. Op de onafzienbare vlakte, die zich vóór hen naar het Noorden uitstrekte, was geen levend wezen te bespeuren.

Toen eerst, toen zij niet de geringste vrees meer behoefde te koesteren dat iemand in het dorp iets van hunnen aftocht bemerkt had, en toen Cornelia er gerust op meende te mogen rekenen dat geen indiaan of engelschman haar iets in den weg zou kunnen leggen, begon zij weder haar gewone vriendelijke gezicht te toonen. Dat maakte haren man in den grond van zijn hart een weinig gemelijk.

-Voor dat volk daar ginder moet ge dan toch al heel erg bang geweest zijn, Cornelia, merkte hij op.

-Erg bang, was al wat zijne vrouw antwoordde.

In de drie dagen, die volgden, gebeurde er niets bijzonders. Toen eindelijk, zooals de gids voorspeld had, kwamen zij op de uiterste grens van Britsch-Columbia.

De Schoone Zwerfster reed tot aan gene zijde der grenslijn. Daar hield zij op het grondgebied van Alaska stil.

Zij hadden nu niets anders meer te doen dan afterekenen met Ro-No, die hen ijverig en trouw gediend had. Hij werd bedankt voor zijne diensten en nam toen van het reisgezelschap afscheid, na hun den laatsten weg gewezen te hebben in de richting van Sitka, de hoofdstad der russische bezittingen in Noord-Amerika.

Nu hij eindelijk niet meer onder het britsche gezag ademde, zou men misschien denken dat Cesar Cascabel zijn goede humeur dadelijk terugkreeg. Het had er echter niets van. Drie dagen waren er reeds voorbij sedert hij in Schurkendorp de ontmoeting met den engelschman gehad had, maar nog altijd brandde de ondervonden beleediging hem op het hart. Hij kon dan ook niet nalaten tot Cornelia te zeggen:

-Dat ge mij ook niet hebt laten gaan om dien lord zijne bekomst te geven!

-Dat was al gebeurd Cesar, zeide moeder Cascabel op den eenvoudigsten toon ter wereld.

Het was werkelijk gebeurd, en goed ook!

Laat in den avond, toen allen in den wagen gerust lagen te slapen en de deur zorgvuldig op het slot was, had Cornelia zich naar de woning van den baronet begeven. Juist stapte hij de deur uit om naar de plek, waar de jagers samen moesten komen, te gaan. Zij volgde hem een tijd lang in het eenzame bosch. Toen had zij hem ingehaald en daar, met niemand tot getuige dan de zwijgende boomen, had ?de eerste worstelares van den prijskamp te Chicago" den edelman een pak ransel toegediend, waar hij in eerste uren niet van kon opstaan. Eerst den volgenden ochtend kwam sir Edward Turner weer op de been, maar met pijn in al zijne ledematen. Nog een heelen tijd droeg zijn lichaam de sporen van zijne ontmoeting met deze beminnelijke vrouw.

-O Cornelia! riep haar man, toen hij dit uit haren mond vernam, u dank ik het dat mijne eer gewroken is! Niemand is waardiger den naam Cascabel te dragen dan gij!

            
            

COPYRIGHT(©) 2022